DE KERK 

 

De kerk van St. Joris bezat de rang van centrale kerk. Zij behoorde achtereenvolgens tot : het concilie van Leuven ; het bisdom Luik ; de dekenij Tienen en het aartsbisdom Mechelen.

Na het concordaat hield zij op een parochiekerk te zijn en, werd zij onder geestelijk toezicht van Willebringen geplaatst. Op 19 december 1806 werd dit toezicht aan Hoegaarden overgedragen.

Op 5 januari 1809 legden de inwoners klacht neer tegen deze aanhechting, gezien hun parochie een nieuwe en goed onderhouden kerk en pastorie bezat. Tegelijkertijd vroegen zij ook de aanhechting van Overlaar.

Een volgend verzoekschrift gericht aan koning Willem werd eveneens verworpen (31 januari 1821). De plaatselijke overheid bleef niet te min aandringen hun eigen pastoor te hebben (31 augustus 1821).

Op 28 september 1825 kreeg men voldoening.

In 1246, sloot Jan I Van Berlaer, abt van Tongerlo, een akkoord met de kanunniken van Tienen, waardoor de rechten die de abdij te Oorbeek genoot overgingen op het kapittel, en dit in ruiling van het patronaat en het deel der tienden van Vissenaken. Volgens Sanderus had Tongerlo zijn rechten over Oorbeek verkregen van een zekere Wipert, abt van Tongerlo van 1167 tot 1187. Maar vóór 1155 had een edelman, Lambertus de Orbaica, eveneens rechten over Oorbeek afgestaan aan de abdij van Vlierbeek, waardoor de kerk van St-Joris twee patronen bezat en er de tienden verdeeld waren. Het kapittel van St-Germanus oefende dan ook te Oorbeek het benoemingsrecht uit om beurten met de abdij van Vlierbeek. Later stonden de kanunniken van Tienen een aanzienlijk deel der tienden van Oorbeek af, om te voorzien in het onderhoud van de pastoor.

In 1580 werd het derde der tienden toebehorende aan de dekenij van Tienen op 60 gulden geschat, en kwam daarna ten goede aan de pastoor van Oorbeek als aanvulling voor zijn onderhoud. De parochiale inkomsten bedroegen in 1618-1619, 120 of 130 gulden. De pastoor droeg vier missen op per week, waarvan een op zondag. Zijn dotatie bestond uit 1/3 der tienden (een gedeelte van dit derde werd langen tijd overgemaakt aan de Heren van Diest), en 9 bunders grond waarvan de opbrengst bestond uit 9 halsters gerst.

Niettegenstaande dat in 1787 de inkomsten opliepen tot 976 gulden, waarvan 600 gulden afkomstig van de tienden schonken de abt van Vlierbeek, en de deken van Tienen, jaarlijks

300 gulden aan de pastoor.

Het kerkfabriek bezat 13 bunders 3 dagwant grond en 1 ½ dagwand weide (samen 22 bunders). Deze gronden werden op 3 Ventose jaar 8 verkocht aan , Joseph Roch van Parijs, voor de som van 12.300 fr.

In 1709 woonde de pastoor te Tienen in de herberg "DE CONINCK VAN SPANIEN " (Hennemarkt). De parochianen beschuldigde hem van zijn woonst in puin te hebben laten vallen en, de nieuwe welke hij gebouwd had over te laten aan zijn nicht.

Enkele jaren daarna spande men een proces in tegen de abdij van Vlierbeek, tot het bekomen van een pastorie grenzend aan de kerk, en vrijgesteld van alle lasten, met een jaarlijkse rente van 50 gulden. Deze klacht werd aangenomen (7 september 1719), en in beroep bevestigd op 3 juli 1720. Aldus werd de abdij welke aanhaalde, dat volgens de gewoonten in Haspengouw en het bisdom Luik, niet de abdij van Vlierbeek, maar wel de gemeente deze lasten moest dragen, verworpen.

 

Op 8 oktober 1744, begon men aan de bouw van de huidige pastorie. Historiek16/historiek17 Zij koste 5000 gulden.

Als kleine parochie bezat Oorbeek niet minder dan vier kapellen: nl. O.L.Vrouw, Sint-Nikolaas, Sint-Katherina en Sint-Martinus, allen onder de bevoegdheid van de pastoor.In de kapel van O.L.Vrouw werden drie missen per week opgedragen, waarvan een op zon- of feestdagen. Deze kapel stond lange tijd onder toezicht van de Bogaerden van Hoegaarden welke aldaar een huis bezaten, gebouwd op een weide van een halve bunder. Deze woonst werd vernield gedurende de oorlogen in de XVIde eeuw (ontvangsten in 1787, 159,15 gulden).

De kapel van Sint-Nikolaas en Sint-Katherina behoorde toe aan de pastoor van Oorbeek, die er wekelijks een H.Mis opdroeg.

De kapel van Sint-Nikolaas bezat 2 ½ bunder grond en 2 bunders weiden ter waarde van 50 gulden in 1619.

In de kapel van Sint-Martinus werd alle 14 dagen een H.Mis opgedragen. Zij bezat 1 bunder weide (inkomsten in 1619 30 gulden ; 1787 56 gulden).

De inkomsten van de kerkfabriek bedroegen in 1787 99 gulden. Deze inkomsten verhoogden en bedroegen in 1782 1086,95 fr. Het kerkfabriek bezat 4 hectaren 7 are 60 cent eigendom.

Er blijft niets meer over van de oude kerk welke in 1582, gedurende de godsdienstoorlogen afgebrand werd.

Het kerkfabriek moest de kerk onderhouden uitgenomen het koor, welke ten laste van de pastoor viel.

In 1703, weigerden de tiendeheffers de toren te laten herstellen. Weldra verviel hij tot puin. Vier jaar later weigerden zij opnieuw de vensters te laten herstellen, welke door de wind vernield werden.

In 1711 liet de abt van Vlierbeek de kerk herstellen. In 1778 liet hij de huidige kerk bouwen. Zij kostte 16.090 gulden.

De ingangspoort welke aan de zuiderkant gelegen was, werd in 1787 verplaatst.

Boven het hoofdaltaar, zien wij een schilderij die Sint-Joris voorstelt.

Het doek werd aangekocht op 26 september 1792 voor de som van 100 gulden.

Een der merkwaardigste schilderijen was "Het laatste avondmaal" (aan het einde van de 20 e eeuw gestolen) dat werd toegeschreven aan Franck, tijdgenoot van Rubens. Verder zijn er nog de wapenschilden van de familie Persoens met volgende datums; obiit 5xbris 1859; oblit aug ti 1852; 22 julii 1857 en 12 maii 1858.

Het orgel, werk van Adrien Rochet uit Nijvel werd geplaatst op 18 december 1791 en kostte 1000 gulden, waarvan 240 gulden door de pastoor werden betaald.

De grootste weldoener van de kerk was de familie Persoens. Zij schonken aan de kerk een jaarlijkse rente van 400 fr, welke in 1887 door een kapitaal.van negenduizend fr. werd afgelegd. Verder schonken zij nog; vier zilveren lantarens; een zilveren kelk versierd met de wapens der familie en een missaal met zilver beslagen.

Heel wat uitleg omtrent het kerkmeubilair vinden we terug op het internet op: www.kerknet.be

 

PASTOORS VAN OORBEEK 

 

Robertus, Maes 1608.

Andreas, Bormans 1617 overleed in 1653.

Dionysius, Robijns 1653 overleed in 1665.

Henricus, Thelens 1665 overleed in 1705.

Peterus,Franciscus, Petermans 1705

Renerus, Van Hoebroeck 1713.

Conrardus, Peterus, Smiewaerts 1736 overleed in 1752.

Joannes, Baptista, Vandeweghe 1752 overleed in 1785.

Josephus, Van Herck 1786.

Peterus, Carolus, Damsin 1805 overleed in 1844.

Josephus, Franciscus, de Ram 1844 overleed in 1853.

Petrus, Franciscus, Verlinden 1853 overleed 1868.

Ivann, Franciscus, Beeken 1868 overleed in 1871.

Phil..Jacobus, Joostens 1871 overleed in 1876.

Peterus, Joannes, Calluy 1876 overleed in 1909.

Joannes, Fraciskus, Verbraecken. 1909.

Jan, Peeters, 1937.

Ed. Robeyns 1949.

Jozef, Luysterborgs 1944.

Leopold, Oberge 1954.

Lodewijk, Ceuleers 1971.

Jan Hoogers 1973 overleed in 1974.

Jan Homans pastoor van de parochie Sint-Jan Evangelist te Hoxem, en tevens pastoraal bedienaar te Oorbeek 1974 tot 1989 overleed in 1990.

Wim Vandermeulen 1989.

Lodewijk Ceuleers 1991.

Guido Debergh februari 2004 - juni 2006

Marcel Struyf 8 juli 2006 -


KERKELIJKE GEBOUWEN

 

 A. De eerste Sint - Joriskerk

 

Vroeger was de kerk van Oorbeek  vergelijkbaar met het kerkje van Overlaar

 

 

Oorbeek had zeker al een Romaans kerkje in de 12 de eeuw, men zou het eventueel kunnen vergelijken met het kerkje van Groot-Overlaar, want op 15 maart 1146 verkreeg de abdij van Tongerlo de helft van de kerk. Op 11 mei 1213 bekrachtigde paus Innocentius III de abdij in het bezit van de kerk van Binkom en Oorbeek. Ook een volgende paus, Gregorius IX, verklaart nog op 5 maart 1233 dat Tongerlo in het bezit is van het patronaatsrecht in Oorbeek en Binkom, alsmede van de tienden.

Anderzijds had de abdij van Vlierbeek al voor1156 van Lambrecht van Oorbeek rechten verkregen op de kerk van Oorbeek. Op deze wijze hing de kerk van 2 verschillende instanties af. Hierin kwam verandering door een belangrijke ruil in april 1246.

Abt Johannes van Tongerlo en de deken van het Kapittel van Tienen stelden wederzijds twee scheidsrechters aan: Egidius, kanunnik van Tongerlo, en meester Egidius van Tienen. Zij gingen over tot de ruil van de tienden en het patronaatsrecht der kerk van Oorbeek met die van Sint-Pieters-Vissenaken. De gebruikte benaming is meestal gewoon "de kerk van Oorbeek"

 

EEN GRAVURE MET GESCHIEDENIS

Op 4 mei 1582 werd de kerk tijdens de godsdienstoorlogen door soldatenvolk verwoest. Hierbij ging heel wat van het interieur verloren. In de sacristie bevindt zich een lijst met 4 etsen, afkomstig uit J.Le Roy. De gravure werd getoond op de tentoonstelling "Tienen 1635"(in 1985 en besproken in de cataloog door Marina Jordens (p 424-427). De prent in de linker bovenhelft stelt een grafsteen voor, die gelegd werd in de collegiale Sint-Pieterskerk van Leuven nabij de kapel van Sint-Jozef. Hierop staan de familienamen van Rykel, Vilters alias Loobos, Oirbeecke, Waelhoven, Kans, Myl, Van Putte en Boeckhout en hieronder de test:

HIER LEEGT BEGRAVEN/JONCKER JAN VAN RYKEL .DIE STERFT/ INT JAER ONS HEEREN M VI X {=1610} OP DEN XI APRILIS SONE WAS VAN/ DEN EDELEN JONCKER GERART VAN RYKEL.

De prent rechts boven toont de afbeelding die zich bevond in het portaal van de kerk van Oorbeek, voor de verwoesting van 1582. Ondertussen lezen we:

DIT HEEFT DOEN MAECKEN VRAUW CATLIJN VAN OIRBEECKE TOT GEDENCKENIS VAN HEER GEERT VAN RIJCKEL RIDDER SIINE GESELLINNE, VERSLAEGEN VOER MONTIRI BI PARIIS INT IAER ONS HEREN MCCCCLX {=1460}, SOON VAN DEN RIICKEN HEER GEERT VAN RIICKEL RIDDER VWIIT DEN LANDEN VAN LVIJCK

De tekst herinnert aan de slag bij Monthéry ten zuiden van Parijs op dinsdag 16 juli 1465 (cf. de verkeerde datum 1460 en plaatsnaam op de prent). Tegen Lodewijk XI smeedden enkele edellieden een verbond, bekend als de Ligue du Bien Public of de Liga voor openbaar Welzijn. Onder de verbondenen of Ligisten bevonden zich Karel de Stoute, Karel van Frankrijk, broer van de koning en hertog Frans II van Bretagne. In deze veldslag sneuvelde Geert van Rijckel, echtgenoot van Catlijn van Oorbeek.

Genoemde Catlijn stierf op 5 februari 1475 en werd begraven in het koor van de kerk van Oorbeek. Hiervoor werd een mausoleum opgericht, die een halve voet boven de vloer uitstak Thans is de gedeeltelijke vernielde steen ingemetseld in de zuidelijke kerkmuur.De volledige steen is afgebeeld links onder de lijst. De namen van de 4 wapenschilden van Rykel, Oirbeecke, Coswarem en Van Putte staan op de originele steen onder de schilden gebeiteld, niet erboven.

 

Het grafschrift luidt als volgt:

HIER LEET BEGRAVEN VROUWE CATHLYN VAN OIRBEECK/ DIE STURF M.CCCC.LXXV (=1475) DEN 5 FEB. WEDUWE VAN JONKER GEERT VAN RYKEL/ RIDDER SOENE VAN DEN RYCKEN/ HEERE GEERT VAN RYKEL RIDDER VYT DIE LANDE VAN LUYCKE.

Tot slot toont de gravure rechts onder de afbeelding van een glasraam in het koor van de kerk van Oorbeek. Twee figuren staan weerszijden van een gekruisigde Christus met hieronder:

IONCKER GEERT VAN RYKEL ZDELMAN ONDER/ DE BENDE VAN ORDINANTIE ENDE MEVRAUWE/MARGRIETA VILTERS ALIAS LOOBOS. 1549.

Volgende tekst werd gevonden door Dhr. Natens:

Vergeten wij niet de befaamde familie « Van Rijckel » te vermelden in de geschiedenis van Oorbeek, bekend vanaf de 13 de eeuw tot in 1770. In het archief van den Staat te Brussel bewaard men akten aangaande deze edele familie, de baronnen Van Ryckel d'Oirbeek, o.a. één van 1626 met ongebroken zegel aan het perkamenten document.

Ook vindt men er 9 cijnsboeken ge(nummereerd) van af 447.46 tot 44.767 gaande van 1532 tot 1735 zeer interessant voor de geschiedenis dezer gemeente.

 

De huidige Sint-Joriskerk

 

 

De kerk van Oorbeek aan St.-Joris gewijd was aanvankelijk « Kerk van minderen rang » slechts den 28 sept.1825 als parochiekerk erkend. De kermis  viert zich de Zondag na het patroonfeest van St.-Joris dat op 23 april valt, doch de kerkwijding viert hare gedenkenis op den zondag van halfvasten "Laetaére" genaamd.

 

De kerk van Oorbeek behoorde met die van Binkom tegelijkertijd vanaf 1146 aan de abdij van Tongerlo, maar wij weten niet heel goed op welke manier zij aan deze abdij moet wankelbaar zijn, want reeds rond 1190 ontstaan er daarover moeilijkheden en werd zelf dit recht van Tongerloo op de Kerk van Oorbeek in twijfel getrokken door Hendrik van Oorbeek en zijn schoonbroeder Gerardus, beiden edellieden.

De kerk van Oorbeek werd verbrand gedurende de godsdienstoorlogen in 1582.

Oorbeek had slechts een pastorij in 1618.

In 1703 was de toren erg bouwvallig. Men denkt dat er een nieuwe pastorij kwam na 1749. De huidige kerk is van 1778.

 

B. De nieuwe Sint-Joriskerk

 

De kerk had veel te lijden tijdens de Furie van Tienen in 1635. Toen werden de 3 altaren ontheiligd. In 1705, bij de inval van de verbonden legers, bleef de kerk gespaard. Het waren toen de inwoners zelf die veel schade berokkenden, toen ze hun have en goed naar de kerk wilde brengen. Naar oude gewoonte moest de pastoor enkel zorgen voor het onderhoud van het koor. In 1703 echter weigerden de tiend-heffers om de toren te herstellen die dreigde in te vallen. Vier jaar later waaide de wind de glasramen weg. Regen en wind kregen vrij spel. Pas in 1711 kwam de abdij van Vlierbeek met geld over de brug voor de noodzakelijke herstellingen, maar ook dan bleef de toren er ongemoeid bij liggen.

Het duurde tot rond 1778, eer de abdij besloot om een nieuwe kerk te bouwen. De toegangsdeur aan de zuiderkant werd al in 1787 verplaatst, wat nog te zien is aan de kleur van de stenen onder het tweede raam links. De zondag die volgt op 23 april, feest van St- Joris, patroon van de ruiters, wordt nog jaarlijks een processie gehouden met zegening van de paarden. Wanneer wij het kerkhof betreden, langs de westerkant van de kerk, dan zien wij de oude kerkhof muur, en bekijken wij het overblijvende stuk ringmuur van de pastorie, langs de Smisstraat beiden opgetrokken uit de afbraak stenen van onze oude kerk.